Zorginstituut adviseert geleidelijke instroom effectieve fysiotherapie in basispakket

Fysio- en oefentherapeutische zorg die van goede kwaliteit is en die werkt, kan volgens het Zorginstituut in de nieuwe situatie onderdeel zijn van het basispakket.

Ook fysio- en oefentherapeutische behandelingen kunnen op termijn per aandoening/functieprobleem opgenomen worden in het basispakket. Voordat dat mogelijk is, moet er wel aan twee voorwaarden zijn voldaan. Eerst moeten zorgaanbieders en patiëntenorganisaties gezamenlijk per functieprobleem bepalen wat goede fysio- en oefentherapeutische zorg is. Daarna moet het Zorginstituut beoordelen of deze zorg effectief is en voldoet aan de andere criteria voor toelating tot het basispakket. Dat adviseert het Zorginstituut in het rapport Systeemadvies fysio- en oefentherapie. Een nieuwe balans tussen de toegang tot en de betaalbaarheid van goede zorg.

Verzoek minister

Minister Schippers van VWS heeft het Zorginstituut gevraagd te onderzoeken of fysio- en oefentherapie op een andere manier in het basispakket opgenomen kunnen worden dan op de beperkte manier waarop dat nu het geval is. Om te bepalen of dit mogelijk is, adviseert het Zorginstituut om een ‘overgangstraject’ te starten en te evalueren.

Overgangstraject: goede fysio- en oefentherapie beschrijven en toetsen aan pakketcriteria

Fysio- en oefentherapeutische zorg die van goede kwaliteit is en die werkt, kan volgens het Zorginstituut in de nieuwe situatie onderdeel zijn van het basispakket. Daarom adviseert het Zorginstituut dat zorgaanbieders en patiëntenorganisaties tijdens het overgangstraject vanuit het perspectief van de patiënt per functieprobleem in kwaliteitsstandaarden beschrijven en onderbouwen wat goede fysio- en oefentherapeutische zorg is. Daarnaast moeten zij informatiestandaarden en meetinstrumenten voor de kwaliteit van zorg ontwikkelen en afspraken maken over de implementatie en borging daarvan.

Om zorgaanbieders en patiëntenorganisaties in staat te stellen deze rol in het overgangstraject te kunnen vervullen, adviseert het Zorginstituut ook om:

  • met de betrokken partijen na te gaan of er aanvullende maatregelen nodig zijn;
  • onderzoek naar de (kosten)effectiviteit van fysio- en oefentherapeutische behandelingen te prioriteren binnen bestaande onderzoeksprogramma’s of hiervoor extra middelen beschikbaar te stellen.

Wanneer een kwaliteitsstandaard gereed is, kan het Zorginstituut vervolgens toetsen of de behandeling in het basispakket kan worden opgenomen. Deze toetsing gebeurt aan de hand van de vier ‘pakketcriteria’ van het Zorginstituut: noodzakelijkheid, effectiviteit, kosteneffectiviteit en uitvoerbaarheid. Bij een positief oordeel kan het Zorginstituut aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport adviseren om de in de kwaliteitsstandaard beschreven goede zorg in het basispakket op te nemen. Op deze manier kunnen steeds meer effectieve fysio- en oefentherapische behandelingen deel gaan uitmaken van het basispakket.

Een deel van de huidige knelpunten vloeit (mede) voort uit de huidige bekostiging per zitting van fysio- en oefentherapie. Dat kan leiden tot een verkeerde prikkel: hoe meer zittingen worden gegeven en gedeclareerd, hoe groter de omzet van de fysio- of oefentherapeut is. Daarom adviseert het Zorginstituut als laatste onderdeel van het overgangstraject om de Nederlandse Zorgautoriteit te vragen samen met de zorgaanbieders, patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars te onderzoeken welke andere bekostigingsmogelijkheden passend en haalbaar zijn, en die in de praktijk te testen.

Tijdens het overgangstraject zal het Zorginstituut ook een evaluatieonderzoek uitvoeren. Dit onderzoek moet in beeld brengen wat de gevolgen zijn van de instroom van fysio- en oefentherapie in het basispakket voor het gebruik en de kosten.

Vervolgadvies van het Zorginstituut

Op basis van de uitkomsten van het evaluatie-onderzoek, de resultaten van de praktijktest met een andere wijze van bekostiging en een nieuwe budgetimpactanalyse brengt het Zorginstituut een vervolgadvies uit. Hierin geeft het Zorginstituut aan of de overstap naar een open omschrijving van de te verzekeren prestatie fysio- en oefentherapie (het toekomstscenario) kan worden gezet.

De termijn waarop dit vervolgadvies verschijnt, is afhankelijk de snelheid waarmee de kwaliteitstandaarden tot stand komen en mate waarin de (kosten)effectiviteit van de in die standaarden beschreven goede zorg is aangetoond.

Huidige aanspraak leidt tot knelpunten

Fysio- en oefentherapie worden op dit moment alleen uit het basispakket vergoed voor een beperkt aantal chronische aandoeningen. Daarbij geldt voor volwassenen dat zij de eerste 20 behandelingen zelf moeten betalen. Deze beperkingen leiden in de praktijk tot een aantal knelpunten, bijvoorbeeld uitwijken naar duurdere vormen van zorg (onder meer operaties en ziekenhuisopnamen) en uitstellen of zelfs afzien van zorg. Daarom heeft minister Schippers van VWS aan het Zorginstituut gevraagd om te onderzoeken of fysio- en oefentherapie op een andere manier dan nu het geval is in het basispakket opgenomen kunnen worden.

Bron: FysioForum

Hardlopen is hot: veel hardlopers oververhit

Oververhitting meestal echter zonder gevaar

Vijftien procent van de deelnemers aan de Zevenheuvelenloop komt oververhit over de finish. Arts/onderzoeker Matthijs Veltmeijer van het Radboudumc ontdekte dat deze oververhitting voor een deel te voorspellen is. Fysieke inspanning is een belangrijke oorzaak voor de hitte, maar ook ‘hardloperskoorts’ speelt een rol. Zolang er geen symptomen zijn, is behandelen van oververhitting niet per se nodig. Matthijs Veltmeijer promoveert op 18 november op zijn onderzoek.

Tijdens het hardlopen stijgt de lichaamstemperatuur. Zodra deze boven de 40 graden uitkomt, spreken we van oververhitting. Hierdoor kunnen problemen ontstaan, zoals warmte-uitputting, flauwvallen, of in het ergste geval een hitteberoerte. Om meer inzicht te krijgen in het risico op oververhitting onderzocht Matthijs Veltmeijer het temperatuurverloop bij 227 hardlopers tijdens de Zevenheuvelenloop. Gemiddeld hadden de lopers voor de wedstrijd een temperatuur van 37,6 graden. Na vijftien kilometer hardlopen was dat gemiddeld 39,2 graden. Vijftien procent van de lopers kwam warmer dan 40 graden over de finish.

Oververhitting voorspellen

De temperatuur van de loper op de finishlijn bleek het beste te voorspellen op basis van de temperatuurstijging tijdens de warming up. Deze voorspelling werd zelfs stukken beter als ook de temperatuurgegevens van eerdere wedstrijden in de berekening werden meegenomen. Een goede voorspelling van de kans op oververhitting biedt lopers de mogelijkheid om voorafgaand, of tijdens een loopwedstrijd rekening te houden met voldoende koeling.

Hardloperskoorts

De lichaamstemperatuur stijgt voornamelijk door de fysieke inspanning. Maar door het hardlopen komen ook ontstekingseiwitten vrij in het bloed die de lichaamsthermostaat mogelijk ook omhoog draaien, net zoals bij koorts tijdens een infectie. Het onderdrukken van deze ‘hardloperskoorts’ leidde er in een kleinschalige studie inderdaad toe dat sporters een lagere lichaamstemperatuur hadden na fysieke inspanning. Matthijs Veltmeijer: ‘Dit laat zien dat verhoging van de thermostaat een rol speelt, al blijft de warmteproductie door het bewegen zelf de belangrijkste oorzaak van oververhitting.’

Probleemloos oververhit

Matthijs Veltmeijer: “Opmerkelijk veel lopers worden te warm. Maar zolang er geen symptomen zijn, is het behandelen van oververhitting niet per se nodig.” Volgens Veltmeijer zijn er een aantal redenen voor het ontbreken van problemen. Zo is de oververhitting tijdens de Zevenheuvelenloop van korte duur. Ook hebben de lopers vanwege het koele herfstweer voldoende mogelijkheden om af te koelen. Dit benadrukt het feit dat hitteberoerte vooral een risico is bij langdurige inspanning bij warm weer. “Op basis van de weersverwachtingen van aankomende zondag verwacht ik geen oververhittingsproblemen bij deelnemers aan de Zevenheuvelenloop.”

(Bron: RadboudUMC)

Behandelindex: Patiënt de dupe

Behandelindex

Ruim driekwart van de zorgverleners die met zorgverzekeraars contracten sluit, kan door beperkende voorwaarden (oa. de behandelindex) van zorgverzekeraars steeds vaker niet de behandeling geven die zij als professional nodig acht. Dat blijkt uit onderzoek van de Consumentenbond en zorgverlenersorganisatie VvAA.

Hoofdpunten uit dit artikel

  1. Beperkende afspraken
  2. Kwaliteit zorg in gevaar
  3. Contracten

Patiënten krijgen hierdoor vaak niet de zorg die zij nodig hebben: behandelingen worden onder druk van zorgverzekeraars ingekort en patiënten krijgen niet de meest geschikte medicijnen. De Consumentenbond en VvAA willen dat beperkende afspraken glashelder zijn.

Beperkende afspraken

Artsen, fysiotherapeuten, psychologen en andere (para)medici zeggen in het onderzoek door zorgverzekeraars te worden beknot in het aantal of de duur van behandelingen, op straffe van een boete of zelfs het verliezen van het complete contract. Zo geeft driekwart van de medisch specialisten aan geconfronteerd te worden met de negatieve gevolgen van het zogenoemde ‘omzetplafond’ waardoor patiënten niet meer door hen behandeld kunnen worden. Ook fysiotherapeuten geven aan soms nieuwe patiënten te moeten wegsturen. Vrijwel alle apothekers stellen dat ze vanwege het zogenoemde ‘preferentiebeleid’ vaak medicijnen moeten leveren die volgens hen voor de patiënt niet het beste zijn.

Bart Combée, directeur Consumentenbond: ‘Het is voor de Consumentenbond onacceptabel dat zorgverzekeraars aanvullende zorgverzekeringen blijven aanbieden met bijvoorbeeld dertig fysiotherapiebehandelingen extra, terwijl zorgverleners vanwege hun werkcontract nog niet de helft kunnen geven en consumenten hier helemaal niets van weten.’

‘Via de contractvoorwaarden gaat de verzekeraar op de stoel van de zorgverlener zitten’, zegt Edwin Brugman, directeur Kennismanagement en Netwerken van VvAA. ‘Dat bevordert de benodigde vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt niet. Afspraken mogen nooit ten koste gaan van aandacht van de zorgverlener en de zorg voor de patiënt. Zorgverzekeraars moeten daarom per direct stoppen met omzetplafonds.’

De Consumentenbond en VvAA willen dat beperkende afspraken glashelder zijn en willen een einde aan ‘geheime’ beperkingen. Verzekerden moeten de zorg krijgen waarvoor ze hebben betaald, van de zorgaanbieder voor wie ze hebben gekozen. Nu is er vaak onduidelijkheid, bijvoorbeeld omdat 2 op de 3 zorgverleners aangeeft dat ze een geheimhoudingsplicht in hun contract hebben.

Kwaliteit zorg in gevaar

Volgens de Consumentenbond en VvAA wordt met dit onderzoek duidelijk hoe groot de gevolgen van contracten zijn voor de zorg en hoe weinig invloed consumenten hierop hebben. De voorwaarden van zorgverzekeraars brengen de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg in gevaar.

  • Zo geeft een fysiotherapeut aan dat zij behandelingen korter maakt dan voor de patiënt goed is. ‘Deze patiënten staan gewoon in de kou.’
  • Een psychotherapeut: ‘Ik probeer de behandeling zo snel mogelijk af te ronden om de financiële schade te beperken.’
  • Een logopedist geeft aan in de problemen te komen als zich bij haar praktijk veel kinderen melden die lange tijd hulp nodig hebben terwijl de zorgverzekeraar die langere behandeling niet vergoedt. ‘Die wil je dus liever niet.’
  • Als zorgverzekeraars zorg aan patiënten niet willen vergoeden, moeten zorgverleners zorg vooruitschuiven naar bijvoorbeeld het volgende jaar. Bij bijvoorbeeld medisch specialisten onstaan dan wachtlijsten. Bij onder andere fysiotherapeuten komt het voor dat ze ‘lichte’ patiënten wel kunnen aannemen en langdurig zieken niet. Ook komt het voor dat behandelingen van bestaande patiënten voortijdig worden gestaakt, zonder de patiënt te kunnen inlichten waarom dat is.

Contracten

De meeste beperkende voorwaarden ervaren zorgverleners bij de grote zorgverzekeraars. Driekwart van de zorgverleners sluit contracten met een of meerdere zorgverzekeraars. Een kwart van de zorgverleners sluit helemaal geen contracten, meestal doen ze dat bewust. Verzekerden met een naturapolis, budgetpolis of combinatiepolis krijgen zorg dan vaak niet volledig vergoed of de zorgverlener of instelling betaalt ‘uit eigen zak’ bij. Verzekerden met een restitutiepolis krijgen de zorg meestal wel vergoed.

(Bron: Consumentenbond)

Valpreventie belangrijk! Vallen wordt steeds meer ouderen fataal

Valpreventie belangrijk

Ruim drieduizend ouderen overleden vorig jaar na een val. Dat aantal stijgt snel, en vergrijzing is zeker niet de enige oorzaak.

Het aantal ouderen dat overlijdt na een val neemt fors toe. In 2015 kwamen 3267 vijfenzestigplussers om het leven door een val, becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op verzoek van deze krant. In 2010 waren dat er 2117, 35 procent minder. Ga je nog verder terug, dan blijkt dat tien jaar geleden het aantal dodelijke vallen nog niet de helft beliep van wat het nu is.

Vallen veroorzaakt veel leed. Afgelopen weekeinde kwam een 79-jarige man uit Leiden in het nieuws omdat hij na een val vijf dagen hulpeloos in huis had gelegen. De politie vond hem na een tip van de buren, die het was opgevallen dat de televisie dagenlang aan stond, zonder een spoor van de man.

Een 83-jarige vrouw uit het Gelderse Klarenbeek lag vorige week vier dagen in haar tuin. Ze was gevallen toen ze de krant ging halen. Haar zoon en buren vonden haar nadat ze tevergeefs hadden geprobeerd haar te bereiken.

“Vallen is de meest voorkomende oorzaak van letsel door ongevallen bij ouderen”, zegt Saskia Kloet, medewerkster van VeiligheidNL. Dit expertisecentrum verwacht dat het aantal doden door een val tot 2030 met nog eens 77 procent zal stijgen. Die stijging gaat veel harder dan de gemiddelde leeftijd van de bevolking. Vergrijzing op zich is dan ook niet de enige oorzaak.

En in die schatting is nog niet eens meegenomen dat ouderen langer zelfstandig (moeten) blijven wonen. Dat wordt ook door wetgeving in de hand gewerkt, zegt Kloet: “Door de veranderde Wet langdurige zorg blijven ouderen langer thuis wonen. Het risico op ongelukken neemt daarmee alleen maar toe.”

Ouderenorganisatie Anbo meldde vorige maand dat meer dan een derde van de ouderen tussen de 65 en 80 jaar afgelopen twee jaar een of meerdere keren is gevallen. Meer dan een kwart moest hulp inroepen van een huisarts, EHBO-post of moest opgenomen worden in het ziekenhuis.

VeiligheidNL berekende dat de zorgkosten als gevolg van valpartijen in 2014 nog 810 miljoen euro beliepen. Als de verwachte stijging van het aantal vallende ouderen doorzet, loopt dit bedrag op tot 1,3 miljard euro in 2030.

Nathalie van der Velde, hoofd van de afdeling geriatrie van het AMC in Amsterdam, bevestigt dat dit niet alleen komt door de vergrijzing, door het klimmen der jaren op zich. “Het aantal incidenten neemt toe, ook als je corrigeert voor het effect van de vergrijzing. Niet alleen worden mensen ouder, ze leven daardoor ook langer met ziekten of aandoeningen.””Vallen kan een gevolg zijn van een ziekte, bijvoorbeeld long- of blaasontsteking. Het kan ook een bijwerking van medicijnen zijn, zoals slaappillen of antidepressiva. Pillen kunnen het reactievermogen beïnvloeden of voor schommelingen in de bloeddruk zorgen. Overeind komen kan dan opeens minder gemakkelijk gaan.”

Ook Van der Velde verwacht dat langer thuis wonen invloed zal hebben. “Hier zijn nog geen studies naar gedaan, maar wel is er al een stijging van de eerste-hulpbezoeken van ouderen gerapporteerd.”

Bijkomend probleem, zegt Van der Velde, is dat ouderen zichzelf vaak overschatten. “Ouderen blijven graag tot op hoge leeftijd actief. Met de lichamelijke beperkingen houden ze lang niet altijd rekening. Vallen is iets voor de oude buurvrouw, denken mensen vaak.”

Dat is zorgelijk, want een val op hogere leeftijd kan verstrekkende gevolgen hebben. Van der Velde: “De kwaliteit van leven gaat achteruit, in veel gevallen voorgoed.”

(Bron: Trouw)

Zelf emotioneel herstel bereiken na borstkanker

Het online zelfhulpprogramma ‘Op adem na borstkanker’ zal vanaf 1 januari 2017 als pilot voor een jaar aangeboden worden via Borstkankervereniging Nederland en het online gezondheidsplatform Karify. Het Radboudumc blijft inhoudelijk verantwoordelijk. Zorgverzekeraar CZ vergoedt deze online zorg. Het programma werd opgezet in het Radboudumc door psycholoog en onderzoeker Sanne van den Berg. Zij promoveert 24 oktober op haar promotieonderzoek naar de werking van het zelfhulpprogramma.

In Nederland krijgen jaarlijks meer dan 14.000 vrouwen te horen dat ze borstkanker hebben. De maand oktober is borstkankermaand, met dit jaar als thema ‘late gevolgen’. Sanne van den Berg deed onderzoek bij de afdeling Medische Psychologie naar de emotionele gesteldheid van vrouwen na de behandeling van borstkanker. Haar onderzoek bevestigde dat een derde van de vrouwen na het einde van de behandeling verhoogde emotionele klachten rapporteert. De emotionele impact van de diagnose borstkanker eindigt dus niet bij de laatste chemokuur of bestraling.

Nazorg ontbreekt

In het eerste jaar na de behandeling van borstkanker hebben vrouwen veel vragen over lichamelijk en emotioneel herstel. Voor deze vragen ontbreekt vaak laagdrempelige nazorg. Daarom startte Van den Berg onder begeleiding van klinisch psycholoog en hoogleraar Medische psychologie Judith Prins de BREAst cancer ehealTH (BREATH) studie. Hiervoor ontwikkelde zij het online zelfhulpprogramma ‘Op adem na borstkanker’, een zelfhulpwebsite gebaseerd op cognitieve gedragstherapie (CGT). Het programma doorloopt vier fasen van herstel na borstkanker: Terugkijken, Verwerken, Versterken en Vooruit kijken. De website ondersteunt emotioneel herstel en heeft twee doelen: het afnemen van mogelijke klachten als gevolg van borstkanker en het toenemen van eigen kracht en mogelijkheden.

Zelf aan de slag

Het programma start met een zelftest die uitwijst of het programma geschikt is om de bestaande vragen of problemen aan te pakken. Vervolgens kunnen vrouwen via de website zelf aan de slag met hun emotionele klachten, zonder tussenkomst van psychologen of andere medische specialisten. Indien nodig worden zij verwezen naar een medisch psycholoog. Het programma is ontstaan in nauwe samenwerking met patiënten(organisaties), verpleegkundigen, psychologen, oncologen, onderzoekers en ICT-deskundigen. Sinds 2014 is het landelijk beschikbaar via www.opademnaborstkanker.nl. Door nazorg online aan te bieden, wordt kennis van medisch psychologen over leren leven met kanker voor een grote groep toegankelijk.

Sneller emotioneel herstel

Sanne van den Berg toonde aan dat de website werkt: gebruik van het zelfhulpprogramma leidde tot een sneller emotioneel herstel. Deze positieve resultaten publiceerde zij in het  Journal of Clinical Oncology. Van den Berg: “Ik vind het heel mooi om te zien dat mijn onderzoek uiteindelijk tot een praktisch programma heeft geleid dat vrouwen echt kan helpen.”

Landelijk onder de aandacht

Borstkankervereniging Nederland en Karify gaan vanaf 1 januari 2017 samenwerken om het programma beschikbaar te blijven stellen. Alle vrouwen die de behandeling van borstkanker achter de rug hebben, kunnen van de website gebruikmaken. Op dit moment zijn er 41 contactpunten die vrouwen op het programma attenderen, waaronder ziekenhuizen, eerstelijnspsychologen, fysiotherapeuten en oncologische revalidatiecentra. Van den Berg: “Eerst probeerden we het programma vanuit een academisch ziekenhuis landelijk uit te rollen. Doordat Karify dit nu samen met Borstkankervereniging Nederland gaat doen, hoop ik dat veel meer vrouwen over het programma horen.” Het programma duurt zestien weken en een jaar toegang tot de website kost eenmalig €19,95. Zorgverzekeraar CZ vergoedt het programma in de aanvullende zorgverzekering. Met de andere zorgverzekeraars lopen nog gesprekken.

Lezing

Tijdens de publieksavond ‘De toekomst van kanker’ op maandag 21 november geeft hoogleraar Judith Prins een lezing over online zorgprogramma’s voor de nazorg bij kanker. Er zijn 330 plaatsen beschikbaar en de toegang is gratis. Kijk voor meer informatie en aanmelden op www.radboudumc.nl/publieksavond

(Bron: RadboudUMC)

Kamervragen over de noodkreet contracteerronde fysiotherapie

Is het waar dat de behandelindex niet transparant is, zodat voor de fysiotherapeut niet duidelijk is welke regels de verzekeraar daarbij hanteert?

Behandelindex Fysiotherapie – Kamervragen

Vragen van de leden Leijten en Van Gerven (beiden SP) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de noodkreet over de nieuwe contracteerronde fysiotherapie. (ingezonden 7 oktober 2016)

  1. Wat is uw reactie op de noodkreet van de fysiotherapeut dat het contracteringsproces niet goed verloopt en de fysiotherapeut geen gelijkwaardige positie heeft in de onderhandeling met de zorgverzekeraars? 1)
  2. Wat vindt u ervan dat er in de contractering van fysiotherapie door de zorgverzekeraars in feite alleen nog maar gestuurd wordt op de behandelindex? Vindt u dit de juiste insteek om de volledige inkoop op te baseren?
  3. Is het waar dat de behandelindex niet transparant is, zodat voor de fysiotherapeut niet duidelijk is welke regels de verzekeraar daarbij hanteert? Is het waar dat verzekeraars voor de behandelindex verschillende regels, bijvoorbeeld het behandelgemiddelde als indicator voor doelmatigheid, hanteren en deze ook per jaar wisselen? Vindt u niet dat deze regels transparant en eenduidig zouden moeten zijn? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
  4. Wat vindt u er vervolgens van dat fysiotherapeuten hun patiënten eigenlijk moeten dwingen om deel te nemen aan een kwaliteitsonderzoek omdat zij bij te weinig deelnemers vanuit hun praktijk worden gestraft met een tariefskorting en een terugzetting van het contract naar een standaardcontract? Hoeveel zorgverzekeraars stellen dit soort voorwaarden in hun contractering van fysiotherapie?
  5. Vindt u het terecht dat fysiotherapeuten gevraagd wordt om de klantervaringen te meten voor de zorgverzekeraars zonder compensatie daarvoor zodat het ten koste gaat van de tijd die aan de patiënt kan worden besteed?
  6. Kunt u aangeven of hier sprake is van een inspannings- dan wel resultaatverplichting? Zijn hier verschillen tussen de verzekeraars? Zo ja, welke? Wat is uw oordeel daarover?
  7. Kunt u inzicht geven in de benchmark 2016 aan de hand waarvan zorgverzekeraar Achmea de fysiotherapeuten wil afrekenen in 2017? Zo nee, hoe moet men dan de vrijheid interpreteren die zorgverzekeraar Achmea voor zichzelf inbouwt om middenin het contractjaar een overeenkomst te verbreken omdat de benchmark 2016 is overschreden? Zo ja, hoe ziet deze benchmark er precies uit en vindt u de mogelijkheid halverwege het jaar het contract op te zeggen een wenselijke ontwikkeling voor de patiënten die op dat moment onder behandeling zijn bij een bepaalde fysiotherapeut en dus gedwongen worden zelf bij te betalen of halverwege een behandeling over te stappen naar een andere fysiotherapeut?
  8. Is er sprake van dat fysiotherapeuten in 2017 van de zorgverzekeraars moeten behandelen onder de kostprijs? Kunt u de tariefontwikkeling schetsen vanaf 2012 tot 2016? Zijn deze prijzen in lijn met de kostenontwikkeling en inflatie? Hoe was de ontwikkeling van de administratieve lasten bij fysiotherapeuten in deze periode?
  9. Zou in de fysiotherapie ook niet ‘het roer om gaan’, met onder andere eerlijkere onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en fysiotherapeuten? Zo ja, hoe beoordeelt u dan het feit dat fysiotherapeuten blijkbaar wederom een contract voorgelegd krijgen van de zorgverzekeraars waarbij het in de praktijk niet mogelijk is daarover te onderhandelen en zij moeten ‘tekenen bij het kruisje’?
  10. Zijn er al resultaten te melden van de werkgroep Paramedie van ‘het roer gaat om’, waarvan u de voortgang zou monitoren? Zijn eventuele resultaten hiervan al zichtbaar bij de contractering voor 2017?
  11. Vindt u het toelaatbaar dat fysiotherapeuten door de zorgverzekeraars gedwongen worden om ‘trusted third parties’ toegang te geven tot de elektronische patiëntendossiers? Kunt u uw antwoord toelichten?
  12. Bent u bekend met stichting Miletus, een samenwerkingsverband van zorgverzekeraars? Klopt het dat deze stichting in opdracht van zorgverzekeraars onderzoek doet naar nieuwe meetinstrumenten bij fysiotherapeuten?
  13. Is hier sprake van een dubbelop-situatie en verspilling van publieke middelen aangezien het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) zelf meetinstrumenten heeft ontwikkeld en in een landelijke database gegevens verzamelt?2)
  14. Klopt het dat zorgverzekeraars via stichting Miletus patiënten rechtstreeks kunnen benaderen om hen te vragen naar hun ervaringen met een bepaalde fysiotherapeut? Zo ja, hoe komen zorgverzekeraars aan die contactgegevens? Gaan ze daarbij inderdaad gebruikmaken van de huisstijl van de zorgverlener? In hoeverre is de keuze voor deelname aan het onderzoek daadwerkelijk vrijblijvend en welke invloed heeft het besluit om niet aan het onderzoek deel te nemen op het tarief/het contract enzovoorts van de fysiotherapeut? Zo nee, hoe zit het dan precies?
  15. Klopt het dat fysiotherapeuten in hun contracten worden verplicht gebruik te maken van bepaalde vragenlijsten, zoals bijvoorbeeld de Patient Related Experience Measure (PREM), zonder dat de fysiotherapeuten weten wat die vragenlijsten inhouden? Wat is het oordeel van de KNGF over deze vragenlijsten?
  16. In hoeverre is de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op de hoogte van de voorwaarden die gesteld worden aan fysiotherapeuten? Gelden deze voorwaarden ook op een vergelijkbare wijze voor andere paramedici of aanbieders van eerstelijnszorg?

1) Noodkreet fysiotherapeut onderhands meegestuurd.
2) kngf.nl/vereniging/Programmas+en+projecten/mkib.html

Aanvullende vragen

Inmiddels zijn er aanvullende schriftelijke vragen van de leden Leijten en Van Gerven (SP) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over onterechte suggestie dat de fysiotherapie van mensen in de aanvullende verzekering vergoed is. Deze na de uitzending van zorg.nu van 11-10-2016

  1. Wat vindt u ervan dat mensen met een dure aanvullende verzekering denken dat fysiotherapie (maar ook andere paramedische zorg) vergoed is, terwijl de zorgverzekeraar bij de fysiotherapeut afdwingt dat deze korter behandelt dan het aantal vergoedde behandelingen? 1)
  2. Erkent u dat het niets te maken heeft met wat mensen nodig hebben, maar puur met geld dat fysiotherapeuten worden gedwongen korter te behandelen dan de patiënt nodig heeft? Zo neen, op welke wetenschappelijke basis is de behandelindex gebaseerd? Zo ja, is dit een overtreding van de zorgplicht van de zorgverzekeraar?
  3. Erkent u tevens dat behandelindex de relatie tussen behandelaar en patiënt ernstig onder druk zet? Welk een voordeel heeft dit volgens u?
  4. Herkent u de klacht van de Nederlandse Patiëntenfederatie dat patiënten moeten wisselen van fysiotherapeut terwijl ze nog niet klaar zijn met de benodigde behandeling, omdat hun vertrouwde fysiotherapeut bij verder behandelen financieel gestraft wordt?
  5. Op welke wijze draagt het gebruik van de behandelindex bij aan transparantere zorg en minder bureaucratie?
  6. Bent u bereid in te grijpen en de behandelindex te verbieden als basis voor zorginkoop?
    1) Zorg.nu 11 oktober (Avrotros)

(Bron: FysioForum & AvroTros)